KAREL MIRY (1823-1889)

vb3Charles Quint (Audio)
Download: € 6.99
lk5Charles Quint (Video)
Download: € 7.99

Karel Miry (© 1982 Algemene Muziekencylcopedie)

Karel Miry is componist van de maand april 2012 omdat op 29 april om 15.00 uur zijn opera uit 1857, Charles Quint, tot nieuw leven werd gewekt in De Bijloke, te Gent. Een synospis met foto's van uitvoerenden, een interview met dirigent Geert Soenen en muziekvoorbeelden vindt u in het menu onder 'opera's', of onder de homepage module 'Opera van de maand'. De integrale opname of videohighlights zijn als download beschikbaar op de download pagina. Vanaf half April 2014 zal ook zijn opera Bouchard d'Avesnes als download beschikbaar zijn.

Text: René Seghers, Hilaire De Slagmeulder

Karel Miry – Leven & werken

Karel Miry werd op 14 augustus 1923 geboren te Gent. Toneel- en operettevereniging Belfort publiceert bij zijn overlijden op 3 oktober 1889 een fraai gedenkschrift, waarin Miry’s nederige afkomst wordt gememoreerd:

'Miry was geboren bij arme lieden, waar de toonkunst werd beoefend. Zijn eerste leeraar was zijn oom Pieter Miry, later ‘orkestmeester’ van den Vlaamschen Schouwburg, toen het muziek aldaar door een acht- of tiental snaartuigen werd uitgevoerd. Gelijk zijn oom, speelde hij de viool, en hij ging met hem, op zon- en feestdagen, van de eene kermis naar de andere, waar op de maat geflikkerd werd. Miry zelf ging, na elken dans, met het schaalke rond om den ‘halven kluit’, waarna hij weer den boog in de handen nam en een wals of contredans begon te strijken, dat het een aard had. Waarlijk een droevig begin voor eenen kunstenaar!'

401DutchOperasInConcert401Concerts Nr. 1 (Audio)
Download: € 7.99
401COnc1Logo130401Concerts Nr. 1 (Video)
Download: € 7.99

Oom Pierre bereidde op studies aan de locale Stedelijke Muziekschool. Daar volgde hij vioollessen bij Jean Andries en was hij werkzaam als copiist bij directeur Martin-Joseph Mengal, die Miry’s vorderingen in contrapunt en harmonieleer snel opmerkte.

Na deze school doorlopen te hebben volgde hij het Conservatoire Royal te Brussel, waar Francois-Auguste Gevaert hem onder zijn hoede nam. Al snel ontwikkelt hij zich in de richting van compositietechnieken. Een poging om de vrijkomende post van 2e violist te bemachtigen bij het Orkest van de Franse Schouwburg mislukt echter, waarna Mengal zich persoonlijk inspant de Stad Gent te bewegen de jongeman een beurs te geven waarmee hij zich in Parijs verder kan ontwikkelen.

Gentse Symfonie

Eenmaal met goed gevolg terug uit Parijs dankt Miry zijn weldoeners door een Gent Symfonie te componeren, die met veel succes in premiere gaat. Miry blijft dan verankerd in het Gentse en wordt zowel tweede dirigent van Theatre L’Opera de Gand, als directeur van de Cercle Musical et de la societe ‘Les Melomanes’.

Miry’s eerste opera’s

Hipploiet van Peene (1843, Hendrik Dillens)Karel Miry’s eerste opera’s (blijspelen met muziek) ontstaan als toondichter voor en op verzoek van zijn al beroemde oom Hippoliet van Peene. Het toeval wil dat Miry’s aantreden als componist in van Van Peene’s stuk a tiroirs Een man te trouwen (Gent, 12 oktober 1845), tevens het eerste werk is waarin Van Peene’s het boerse Vlaamse dialect als voertaal gebruikt. Dit kwam niet uit de lucht vallen, want het waren de dagen dat het nationalisme in Europa sterk opkwam en onder andere Hendrik Conscience de Vlaamse bewustwording aankaartte (Consience zelf zou later het libretto voor De dichter en zijn droombeeld voor Miry schrijven).

De tweede collaboratie van Miry met zijn oom was Zwart en wit. Deze komische opera die 9 november 1845 in premiere ging, was het allereerste Vlaamse zangspel. Ondanks de ingewikkelde plot waarin een graaf voor bakker wordt versleten en vice versa, waarna onschuldigen worden gearresteerd en schuldigen ontsnappen, wordt het werk razend populair. Het is nog decennia lang her en der opgevoerd in Vlaanderen.

Een belangrijke volgende stap was de inwijding van het Minards-Schouwburg, de Vlaamse kunst toegedaan, met Van Peene’s en Miry’s Brigitta of de twee vondelingen, lustig zangspel in drie bedrijven. Napoleon Destanberg hierover in zijn biografie van Van Peene:

'Het valt niet in mijn bestek over de muziek uitvoerig te spreken: ik kan echter niet nalaten te doen opmerken dat de kenner erin reeds den toekomenden auteur van Le lanterne magique, Charles V en Bouchard d’Avesnes min of meer kon tegemoet zien: want laat de orkestratie te wenschen, men juichte met graagheid de frischheid der melodijen en het goed begrip der toneel-vereischten toe. Het stukje zelf was voord muziek met behendigheid geschikt en dank aan de zorgen welke men aan den luister der opvoering toewijdde, nam het ene schoonen plaats in het Vlaamsch repertorium. Daarbij komt dat nog dat de aanhangers van het nationaal toneel door het lieve Wit en zwart aangelokt, al meer en meer smaak naar dat slach van stukken gevoelden en met innige vreugd en fierheid zagen bewijzen dat ook Vlamingen, zonder schouwburgen die mijloenen met staartjes kosten en zonder eene zwaar drukkende geldelijke toelage, komische opera’s konden brengen welke in geenen deele voor de uitheemschen moesten onder doen, en ja! Onder betrek van kooren en samnenhang op vele Franschelaartjes de kroon spanden.'

Miry’s eerste Franstalige opera’s

In 1851 wordt Miry onderscheiden met de medaille van de Societe des Beaux Arts te Gent. Het succes van zijn opera’s is in die jaren dusdanig, dat hij benoemd wordt tot professor harmonie en contrapunt aan het Gentse Conservatorium, waar hij ook de directie van het orkest voor zijn rekening neemt.

Op 3 maart 1853 gaat Miry’s eerste Franstalige opera in premiere, La lanterne magique, een toveropera naar een blijspel van Desaugiers. Het werk was het tweede Franstalige libretto van Van Peene. Het werd te Brussel en Gent met veel luister en bijval ten tonele gebracht. Tamboer Janssens volgde op 1 oktober 1854, een stuk dat volgens Destanberg op het repertoire zal blijven van “ieder gezelschap dat om wat voor reden dan ook geen vrouwen ten tonele mag voeren”.

Eeuwige roem

Op tekst van wederom Van Peene, componeert Miry in 1854 het stuk waarvoor hij tot op de dag van vandaag beroemd is, ‘De Vlaamse Leeuw’:

Zij zullen hem niet temmen, de fiere Vlaamse Leeuw,
Al dreigen zij zijn vrijheid met kluisters en geschreeuw.
Zij zullen hem niet temmen, zolang een Vlaming leeft,
Zolang de Leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
Zij zullen hem niet temmen, zolang een Vlaming leeft,
Zolang de Leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.
Zolang de Leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.

De tijd verslindt de steden, geen tronen blijven staan:
De legerbenden sneven, een volk zal nooit vergaan.
De vijand trekt te velde, omringd van doodsgevaar.
Wij lachen met zijn woede, de Vlaamse Leeuw is daar
Zij zullen hem niet temmen etc.

Hij strijdt nu duizend jaren voor vrijheid, land en God;
En nog zijn zijne krachten in al haar jeugdgenot.
Als zij hem machteloos denken en tergen met een schop,
Dan richt hij zich bedreigend en vrees'lijk voor hen op.
Zij zullen hem niet temmen etc..

Wee hen, de onbezonnen', die vals en vol verraad,
De Vlaamse Leeuw komt strelen en trouweloos hem slaat.
Geen enkele handbeweging die hij uit 't oog verliest:
En voelt hij zich getroffen, hij stelt zijn maan en briest.
Zij zullen hem niet temmen etc.

Het wraaksein is gegeven, hij is hun tergen moe;
Met vuur in 't oog, met woede springt hij den vijand toe.
Hij scheurt, vernielt, verplettert, bedekt met bloed en slijk
En zegepralend grijnst hij op 's vijands trillend lijk.
Zij zullen hem niet temmen etc.

Geschreven in een gepunteerd marsritme dat de ‘Marseillaise’ en ‘Brabanconne’ in herinnering brengt, wint De Vlaamse Leeuw het van de ‘Blauvoet’ (van Johan de Stoop, later ook door August de Boeck en Emile Hullebroeck verklankt), als in 1973 de keuze voor het Vlaamse volkslied wordt bepaald. De discussie ging destijds over aansluiting zoeken bij het revolutionaire gevoel van marsen als ‘Marseillaise’ en ‘Brabanconne’, of bij het ongepunteerde, hymnische karakter van liederen als ‘Het Wilhelmus’, ‘God save the Queen’, of ‘Das Lied der Deutschen’ (de ‘Blauwvoet’ werd uiteindelijk het strijdlied van de Katholieke Vlaamse studentenbeweging). Geheel origineel is 'De Vlaamse Leeuw' overigens net als het Wilhelmus (gebaseerd op een Pools huzarenliedje) niet. Van Peene 'leende' de versvoet van Nicolaas Beckers 'Sie sollen ihn nicht haben, den freien Deutschen Rhein' en maakte ervan: 'Zij zullen hem niet temmen, de fiere Vlaamse leeuw'. Voor de melodie ging Miry 'te rade' bij Robert Schumanns lied 'Sontags am Rhein'.

Andersom verloor Miry’s ‘La Belgique’ de strijd van de ‘Brabanconne’ toen het erom ging het Belgisch volkslied te kiezen, hetgeen volgens de schrijver van ‘Het Belfort Gedenkschrift’ niet terecht was:

'La Belgique’ is een bevallig, hartelijk lied, vrede en liefde ademende, en ongemeen meer verdienende het volkslied der Belgen te worden dan Campenhout's onbeduidende ‘Brabanconne’, uitdrukking van haat en geweld. Wat ‘De Vlaamsche Leeuw’ betreft, gecomponeerd niet in de Fransche omwenteling van 1848, gelijk men dezer dagen beweerde, maar bij de opkomst van het tweede geslacht der Vlaamsche kampers, in 1845, deze waarlijk opwekkende, fiere, begeesterende zang zal in den mond des Vlaamschen volks blijven als de uiting van zijne vurigste wenschen, van zijn ingeschapen fierheid en van zijne onverjaarbare rechten. Van veel minder gehalte is een ander, te Gent populair gebleven deuntje: ‘'t Zijn de jongens van Gent.’

La Belgique ou le Regne de vingt ans

Op de vleugels van het immense succes van ‘De Vlaamse Leeuw’ componeerde Miry La Belgique ou le Regne de vingt ans, andermaal op tekst van Van Peene. Het wordt op 21 juli 1856 opgevoerd in de Cirk-Schouwburg te Brussel, ter gelegenheid van de 25e verjaardag van de troonsbestijging van Koning Leopold.

Bouchard d’Avesnes

Margaret I, Queen of Flanders, wife of the beheaded Bouchard d'AvesnesAfgaande op de algemene Muziek Encyclopedie zou zijn belangrijkste opera de in 1864 in Gent ten doop gehouden Bouchard d’Avesnes zijn geweest. Charles Quint uit 1857 was weliswaar even succesvol bij zijn reprises, maar allicht telden Gent en Mons minder zwaar op de weegschaal dan de successen van Bouchard d’Avesnes in Brussel en Luik. Het succes van deze opera bestendigde zich bij uitvoeringen in Brussel en Luik, hetgeen Napoleon Destanberg (later zelf Miry’s librettist) in zijn boek over Van Peene als tekstdichter als volgt samenvat:

The beheading of Bouchard of AvesnesBouchard d’Avesnes, groot opera in vijf bedrijven, getrokken uit Willem van Dampierre en waarin de librettist zoo wel als de compositeur blijken gaven van een uitstekend talent [...] Bouchard werd eerst te Gent opgevoerd den 6 februari 1864, later te Luik en nadien op den Muntschouwburg te Brussel, waar het een succes behaalde nog nooit door een inlandsch gewrocht verkregen.”

Over de uitvoering in de Koninklijke Schouwburg te Gent en het daaropvolgende overlijden van Van Peene, schrijft Destanberg:

'Bloemen! terugroeping! lauweren! een nooit gekende zegepraal!... Maar wien zal die machtsspreuk troosten, die wist wat Van Peene nog ten voordeele van het Vlaamsch vaderlandsch toneel kon ten uitvoer brengen? Hij stierf plotseling, als door d donder getroffen. ‘O!’, schreef ik op 20 februari, de dag na zijnen dood, – ‘O! Hij was den avond te voren nog zoo jeugdig en vreugdig. Hij onderhield zich zoo vriendelijk met zijnen neef Karel Miry... Hij sprak zoo gul over de toekomst van het Vlaamsch en het Fransch Belgisch toneel...’

Destanberg voegt er fijntjes aan toe dat het opmerkelijk is dat Van Peene, een Vlaams schrijver, op zijn eentje meer deed voor het Franse toneel dan al de andere Belgische schrijvers tezamen. Die constatering wordt nog wranger als Destanberg in een adem door ronduit toegeeft dat Van Peene’s Franstalige experimenten ver achterbleven bij zijn Vlaamstalige teksten, al hoeft hij volgens Destanberg ook dan nog niet te buigen voor een succesvolle maar slordige scribent als... Eugene Scribe, de 'vergode medewerker van Meyerbeer'!

Onderdirecteur

Als het Gentse Conservatorium in 1871 de status van Koninklijk Conservatorium krijgt, met Adolphe Samuel als directeur, wordt Miry onderdirecteur. In datzelfde jaar wordt hij ook nog Inspecteur van de Gentse muziekinstituten, hetgeen hij in 1881 landelijk wordt. In die hoedanigheid is het zijn verdienste het algemene niveau van het muziekonderwijs naar een hoger plan te hebben getild.

Belang

Het muzikale belang van Miry is groter dan zijn status als componist van ‘De Vlaamse Leeuw’ alleen zou doenvermoeden. Zeker, hij componeerde veel, ooit populaire, gebruiksmuziek en strooide kwistig met platitudes uit de bekende, romantische Italiaanse school. Zoveel geeft ook het Belfort gedenkschrift grif toe, daarbij tegelijkertijd wijzend op datgene waar Miry zich wel mee onderscheidde: niet alleen wist hij bij in zijn beste werken een grote mate van vurigheid aan frisheid van uitdrukking te paren, maar:

'Hij vond den weg tot het hart, den echten volkstoon, zoodat een groot getal zijner liederen na tien, twintig jaren en meer, nog elken dag in huis en op straat gezongen worden. […]“Eenige Fransche en Vlaamsche ‘romancen’ - men geeft nu eenmaal dien naam aan het eenvoudige, alledaagsche kamerlied - zooals Mon bon ange, Roosje, en eenige koren: de Eerbanier, de Eik, Drinklied, de Kermis, inzonderheid de Vlaamsche Leeuw, destijds op alle feesten gezongen, maakten zijnen naam over geheel het Vlaamsche land bekend. [...] Welke andere Nederlandsch componist geniet zulke voldoening?'

Wat hier wordt samengevat is eigenlijk nog verregaand bescheiden. Natuurlijk klopt het verwijt over zijn gemakzuchtige leentjebuur spelen bij de Italiaanse school, maar Miry heeft daarnaast twee grote verdiensten. Niet alleen is hij een van de allereerste serieuze componisten in Vlaanderen die Vlaamse teksten toonzetten, maar hij is ook de allereerste die Vlaamse volksmuzikale elementen in zijn opera’s integreert. In die zin is hij internationaal een heuse pionier. In meer enge zin is hij daarmee een directe wegbereider voor Peter Benoit, die later heel direct de Vlaamse zaak in zijn werken zou bepleiten en muzikaal woordvoerder van de Vlaamse beweging werd. In Miry’s geval was het waarschijnlijk eerder een inhoudelijke interesse, want hij zette zich niet specifiek tegen de Franse cultuur af en schreef zoals gebruikelijk was ook tal van Franse opera’s en operettes.

Muzikale duizendpoot

Behalve opera’s en operettes schreef hij liederen, symfonieen, cantates, geestelijke muziek, orkeststukken, kamermuziek, pianomuziek, koorstukken en kinderliedjes. Vanwege zijn rol bij en zijn persoonlijke betrokkenheid op het jeugdmuziekonderwijs ging dit hem aan het hart en droeg bij aan het enorme aantal van meer dan 1000 composities dat hij achter zijn naam heeft staan:

'Waar Miry zich vooral een meester toonde, was in zijne zangtooneelen voor de schooljeugd: liederen, fabelen, koren, kleine tooneelstukken, waar hij altijd door natuurlijke, lieve, bevallige motieven, nu eens oprecht lustig en geestig, dan plechtig en hartroerend, de toehoorders weet te verrukken. Geschreven voor kinderen, worden zij gemakkelijk en met voorliefde gezongen. Er kan geen betere lof van te zeggen zijn. Miry, overigens, was, in hoogen graad, melodist. Begaafd met een wonderbaar gemak, was hij schier onophoudend aan den arbeid.'

De menselijke kant van Karel Miry

Karel Miry (1889-05)

In het Belfort Gedenkschrift valt nog te lezen dat Miry een openhartig en levenslustig, vriendelijk en verdraagzaam mens was, die vooral veel vrienden had:

'Meer in schijn, dan in werkelijkheid, verkleefd aan de zoogezegd liberale grondbeginselen, deelde hij geenszins in den haat, dien zekere voorstanders der moderne.... beschaving jegens andersdenkenden betoonen. Zijn hart was godsdienstig gebleven, de opvoeding aan den huiselijken haard had hij niet vergeten. Hij dacht veeltijds aan de kortheid des levens, aan de bestemming der ziel, aan den dag des Gerechts. Eens, aan de tafel gezeten van ridder de B., was er, onder het rooken der sigaar, sprake van heengaan naar het onbekende land, waar allen naartoe moeten. Onder de gasten was er een katholiek. Miry keerde zich tot hem, en zegde: ‘Gij, ik weet het, zult goed eindigen.’ En 't antwoord van den vriend was: - ‘Ik ben overtuigd, dat het met u niet slechter zijn zal.’ - Wat antwoordde Miry? - ‘Ik hoop en vraag het aan God.’

Miry’s laatste dagen

Het Belfort herdenkingsnummer vat tenslotte ook Miry’s laatste momenten fraaier samen dan een reconstructie dat zou kunnen doen, vandaar dat ik het hier integraal laat spreken:

'Die genade is den beminnelijken, werkzamen man te beurt gevallen. Toen de dichter van Mon bon ange zijn einde voelde naderen, herinnerde hij nogmaals aan zijne vrouw dat hij, voor de groote afreis, te biechten wenschte aan den Aalmoezenier van het krijgshospitaal, eenen ouden vriend, die hem, nu en dan, een goed woord had laten hooren, dat telkens wel onthaald was geworden en dat alzoo de ernstige samenspraak van 't laatste uur had voorbereid.

Monument in memory of Karel Miry, Gand

De priester kwam, met het woord der vergeving en met het Brood der Engelen, dat Miry verzocht en ontving met een oprecht geloof, met een levendig vertrouwen, met eene vurige liefde voor zijnen Schepper, die hem, zoon der armoede, aanvankelijk in de oogen der wereld gedoemd tot ellende en vergetelheid, geest, kunstgevoel, liefde tot arbeid had geschonken, waardoor hij in de maatschappij eenen voor vele kunstgenooten benijdbaren rang had verworven. Hij stierf, erkentelijk voor al het goede, dat hij genoten had, na de geestelijke Zuster, die hem verzorgde, onder eenen laatsten handdruk gezegd te hebben: ‘Ik sterf tevreden, omdat ik mag heengaan zooals ik het altijd heb gewenscht.’

Vrede zij zijner assche! En klinke zijn onvergetelijke Vlaamsche Leeuw, thans nog het lied van verbittering en strijd, weldra als hymne van voldoening en zege over geheel het Nederlandschsprekend gedeelte van Belgie!
H.'

Karel Miry stierf op 3 oktober 1889. Dankzij een fonds werd er na z'n dood een monument opgericht voor hem.

RS
Met dank aan Jan Neckers

Opera chronology Karel Miry

Wit en zwart (Opera in 1 akte. Libretto: Hippoliet van Peene. Premiere: 18 January 1846, Gent).

Brigitta (Opera in 3 akten. Libretto: H. van Peene. Premiere: 27 Juni 1847, Gent)

Anne Mie (Opera in 1 akte. Libretto: Hippoliet van Peene. Premiere: 9 october 1853, Antwerpen)

La lanterne magique (Opera in 3 akten. Libretto: Hippoliet van Peene. Premiere: 10 Maart 1854, Gent)

La Belgique ou le Regne de vingt ans (Libretto: H. van Peene. 21 juli 1856, Cirk-Schouwburg, Brussel)

Charles Quint (Grand opera in 5 akten. Libretto: H. van Peene. 29 januari 1857, Grand Theatre, Gent)

Bouchard-d'Avesnes (Grand opera in 5 akten. Libretto: H. van Peene. 6 maart 1864, Grand Theatre, Gent)

Maria van Boergondie (Opera in 4 akten. Libretto: Napoleon Destanberg. 28 August 1866, Grand Theatre, Gent)

De Keizer Bij de Boeren (29 October 1866, Ghent). 1 act, N. Destanberg.

De occasie maakt den dief (Opera in 1 akte. Libretto: N. Destanberg. 24 December 1866, Ghent).

Frans Ackermann (Opera in 4 akten. Libretto: N. Destanberg. 13 October 1867, Brussel)

Brutus en Cesar (Opera in 1 akte. Libretto: P. Geiregat. 14 October 1867, Ghent)

Le mariage de Marguerite (Opera in 1 akte. Libretto: M. De Wille. 27 November 1867, Gent)

Een engel op wacht (Opera in 1 akte. Libretto: P. Geiregat. 8 December 1869, Brussel).

La Saint-Lucas (Opera in 1 akte. Libretto: J. Story. 17 February 1870, Ghent)

Het Driekoningenfeest (Opera in 1 akte. Libretto: P. Geiregat. 1870, Brussel)

De dichter en zijn droombeeld (Opera in 4 akten. Libretto: Hendrik Consience. 2 December 1872, Brussel)

De twee zusters (Opera in 1 akte. Libretto: P. Geiregat. 1872, Brussels)

Muziek in t'huisgezin (Opera in 1 akte. Libretto: N. Destanberg. 1873)

Het arme kind (Opera in 1 akte. Libretto: J. Story. 1874, Ghent)

De kleine patriot (Opera in 4 akten. Libretto: J. Hoste. 23 December 1883, Brussels)

La Napolitaine (Opera in 1 akte. Libretto: J. de Bruyne. 25 February 1888, Antwerp)


Bronnen

Het Belfort. Jaargang 4. S. Leliaert, A. Siffer en Co, Gent 1889.

H. van Peene en zijn werken (Napoleon Destanberg, Boek en Steendrukkerij van F.-L. Dulle-Plus, Gent, 1865))

Algemene Muziek Encyclopedie (Unieboek bv, Bussum, 1982)

Dictionnaire des compositeurs de Belgique du Moyen Age a nos jours (Thierry Levaux; Editions Art In Belgium, 2006).